Eça de Queiroz
Eça de Queiroz (1845-1900), jurist, journalist, diplomaat maar bovenal schrijver, geldt als de grootste Portugese romancier van de negentiende eeuw. Hij was een fabuleuze stilist en een vlijmscherp observator van de ingeslapen burgerlijke maatschappij in het Portugal van het eind van de negentiende eeuw: een koninkrijk dat zich weemoedig wentelde in zijn glorieuze verleden en waar de hypocriete katholieke clerus de touwtjes strak in handen hield.
In De mandarijn beschrijf Eça met de hem typerende ironie het monotone bestaan van de arme, gebochelde Teodoro die zijn dagen slijt als onbeduidende klerk op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In zijn kleine kamertje in het kosthuis van de weduwe Marques droomt hij van een luxe leven vol champagne en minaressen met blanke boezems. Maar de werkelijkheid schotelt hem niets beters voor dan taaie biefstuk en een oude hospita die de roos uit het kapsel van haar favoriete kostgangers kamt.
Het verhaal krijgt een fantastische wending wanneer Teodoro in een oude foliant het verhaal leest van een Chinese mandarijn. In een variant op het oude Faust-thema verschijnt hem op zijn kamertje een duistere gast, die hem een verlokkelijk aanbod doet, en daarmee verandert zijn leven als bij toverslag.
In De mandarijn laat Eça zijn fantasie de vrije loop, maar bewijst hij ook zijn talent voor ironisch-realistische portretten van kleinburgers, diplomaten en priesters. Het grote schrijverstalent van Eça komt, ook voor de lezer in de 21ste eeuw, volledig tot zijn recht in de levendige beschrijving van het exotische Rijk van het Midden in al zijn gruwelijkheid. Niet voor niets rekende Jorge Luis Borges Eça tot de grootste schrijvers aller tijden.
Oorspronkelijke titel: O mandarim
Uit het Portugees vertaald en van een nawoord voorzien door Joep Huiskamp