Gerard Bilders
Gerard Bilders is als schrijver een natuurtalent. Zwierig zwelgt hij in zijn eigen onheil. Hij blijft zichzelf voorspiegelen als een ongeluksvogel: als hij een paraplu koopt, houdt het voorgoed op met regenen, als hij een zaak in doodkisten wil gaan drijven, stopt de hele mensheid met sterven. Het schrijven in zijn dagboek verstrekt hem nog enig soelaas. Op zijn drieentwintigste horen we dat hij hoest en bloed begint op te geven: de zekere tekenen van een naderend einde. Een hopeloos leven, een bijtend boek.
Gerrit Komrij
Zesentwintig jaar oud werd Gerard Bilders (1838-1865) slechts. Maar hoe kort zijn door spleen, tuberculose en twijfel aan eigen kunnen gekwelde leven ook duurde, het was lang genoeg om zijn droom een groot schilder te worden te zien mislukken, en tevens om een dagboek na te laten dat, met de Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens, tot de hoogtepunten van de Nederlandse Romantiek behoort. In sprankelend proza doet de jonge schilder, nu algemeen erkend als voorloper van de Haagse School, verslag van de dagelijkse strijd die iedere aankomende kunstenaar moet voeren, namelijk die om de beheersing van het vak, het vinden van een eigen expressie en het aantonen van zijn maatschappelijk bestaansrecht. Na bijna anderhalve eeuw een obscuur bestaan in de marge van de literatuur te hebben geleid, vindt dit bijzondere egodocument van dit bijzondere dubbeltalent nu voor het eerst zijn weg naar de boekhandel.
Wat is het toch een geluk voor personen in mijn gemoedstoestand dat er papier is!
Gerard Bilders