Luis Cernuda
De Andalusische dichter Luis Cernuda (1902-1963) hoort tot de zogeheten generatie van '27, waar onder andere ook Federico Garcia Lorca en Rafaël Alberti deel van uitmaken. Aan het einde van de Spaanse burgeroorlog vlucht hij voor Franco en de zijnen, en moet noodgedwongen in het buitenland verblijven. Dat betekent het begin van de bundels prozagedichten Oknos en Variaties op een Mexicaans thema, die hier in één band zijn samengebracht.
In deze bundels concretiseert Cernuda het voorbijgaan van de historische tijd vanuit een poëtisch gezichtspunt: verhaal en gedicht zijn er ineengeschoven, sterk geïntegreerd, om op een geconcentreerde, reflexieve en fragmentarische manier verslag te doen van een levensloop. Elke tekst is te zien als een intieme foto in taal (blik en woord vormen voor Cernuda de twee vleugels van de ongrijpbare vogel poëzie): een tegelijkertijd contemplatieve en lyrische momentopname van een punt in de tijd. Die momentopnamen zijn bij het ontstaan deels retrospectief, gebaseerd op herinneringsbeelden, en deels actueel, gebaseerd op min of meer directe waarneming.
De bundels proberen tussen de momentopnamen een lijn te trekken, een kronkellijn die de weg van de dichter door de wereld uitbeeldt, vanaf zijn jeugd in Sevilla tot aan zijn dood in Mexico - met als tussenstations Schotland, Engeland en Amerika. Aan de lezer de uitdaging die poëtische tocht door de tijd opnieuw te beleven.
In deze bundel zijn de bundels prozagedichten Oknos (1942) en Variaciones sobre tema mexicano (1952) in één band zijn samengebracht.
Uit het Spaans vertaald door M. Vanderzee