(winkeldagboek 2003-2007)
Hans Engberts & René Hesselink
Al vijfentwintig jaar, vanaf het begin van hun winkelavontuur, houden de directeuren van het Utrechtse antiquariaat Hinderickx & Winderickx een dagboek bij. Op onovertroffen wijze verwoorden de twee antiquaren, Hans Engberts & René Hesselink, hun dromen, zakelijke beslommeringen, vriendschap en messcherpe observaties.
Het dagboek behoort tot de ‘spontane literatuur’. Er wordt geschreven aan de tafel, op het schrijfblad boven de kassala, tijdens winkeluren. Er wordt volop geciteerd uit binnengekomen post. Ontboezemingen van en over klanten worden in de hitte van de strijd neergeschreven, zonder enige terughoudendheid of reserve. Niets en niemand wordt gespaard. Ook zichzelf sparen ze niet.
Vier jaar geleden verscheen een keuze uit de dagboeken tot april 2003 onder de titel Winkeldagboek. Nu, vier jaar later, verschijnt een ruime keuze uit het dagboek van de laatste jaren: Oude Gracht 234 (Winkeldagboek 2003-2007).
Ook voor dit tweede deel geldt, begin je er eenmaal in te lezen dan is er geen weg terug. Als lezer word je meegesleept van de ene observatie naar de volgende anekdote.
De lezer wordt, zoals Hans Hafkamp schreef in De Boekenwereld, een rechtstreekse blik gegund in het dagelijkse reilen en zeilen van een boekhandelaar, en dat maakt het tot een unicum onder de boeken over boeken.
Zondag was ik met mijn lief op de boekenmarkt in Amsterdam. Daar vroeg een man aan een verkoper: ‘Heeft u ook Kaas van Bordewijk?’ (gegeten, had ik even de neiging eraan toe te voegen.)
De verkoper bromde van nee, maar ik zei tegen de man: ‘Kaas is van Elsschot, niet van Bordewijk.’ Waarop de man reageerde: ‘Ach, ik bedoel ook Bintje. Heeft u Bintje van Bordewijk?’ (Uit Oude Gracht 234)
Man koopt Zukav. Of het boek werkelijk negen euro moet kosten. Ja, werkelijk. Nou, zucht, vooruit dan maar. Nieuw kost het zeven euro, zei hij. Koop het dan nieuw, zei ik. Nieuw is het niet meer te koop, zei de gek. En vervolgens begon hij een uitgebreid betoog over de quantumtheorie, niet alleen van de materie, maar ook van de geest, en dat alles illusie was. (Uit Oude Gracht 234)