François Rabelais
De ongebreidelde fantasie, de onbekommerde lach, het doorbreken van de taboes moeten ook de moderne lezer wel aanspreken, evenals de geweldige verbale rijkdom, de woordgrapjes en de stijlfiguren. Het vrolijk noemen van de lichamelijke functies en behoeften, het vrijelijk genieten van alles wat het leven te bieden heeft, getuigt van een intense vitaliteit en levensvreugde. Dat alles verklaart waarom Rabelais nog steeds gelezen en gewaardeerd wordt en de reuzen Gargantua en Pantagruel nog altijd voortleven in het collectieve geheugen.
De vijf boeken in de zeer geprezen vertaling van Hannie Vermeer-Pardoen nu in één kloek deel verzameld.
De bejubelde vertaling van Hannie Vermeer-Pardoen, die in de tweede helft van de jaren ‘90 in drie boekdelen verscheen bij Van Gennep, werd voor de gelegenheid geheel herzien en in een oogverblindende publicatie gegoten. De integrale tekst zit vervat in één flink uit de kluiten gewassen band, een pil van bijna 900 bladzijden. De nieuwe uitgave is een toonbeeld van vakkundige boekdrukkunst. Het is een kloek in de handen liggende gebonden editie — anderhalf kilo los aan de haak — met een harde kaft, die stijlvol is bekleed met een zwarte linnen omslag. Op de rug prijkt in mooie gele letters de naam van de auteur, de titel en het logo van de uitgever. Een stofomslag in de kleuren oranje, geel en wit omvat het geheel en biedt bescherming tegen beschadiging en ander onheil. De kleuren oranje en geel worden speels herhaald in de twee leeslinten en in de kapitaalbandjes. Op de achtergrond van het voorplat, in rood-oranje tinten, staat de bekende gravure uit 1851 van Gustave Doré waarop de jonge Gargantua gevoederd wordt. Op de binnenflap staat een mooi portret van Rabelais door Peter van Hugten en op de achterzijde van de Franse pagina bevindt er zich een frontispice, eveneens een portret van de auteur, in zwart-wit gereproduceerd en anoniem, want uitgevoerd door een onbekende zestiende-eeuwse schilder. Het geheel van deze details geven deze editie een opulente, voorname en luxueuze uitstraling. Het is duidelijk dat Rabelais’ tekst hoog wordt ingeschat door de uitgever: deze Gargantua en Pantagruel is niet meer of minder dan een paradepaardje, een verbluffende proeve ook van diens liefde voor het vak. (Mappalibri)
Ook de lenige, soepele, treffende en onmiskenbaar geestige Nederlandse versie is een schatkamer. (Atte Jongstra, Vrij Nederland)
Rabelais gebruikte meer woorden dan er in de zestiende eeuw waren. Zijn duim is zijn woordenboek…. Maar wie die overvloed van woorden in het Nederlands gaat overzetten moet een aan Rabelais grenzende genialiteit bezitten. (Hugo Brandt Corstius, NRC)
Rabelais heeft in het Nederlands voor de komende decennia zijn mond gevonden. (Martin de Haan, de Volkskrant)
Saai en belerend wordt het nooit, want avonturen beleven Gargantua, Pantagruel en Panurge genoeg. Rabelais trekt alle registers open, van ranzig tot goddelijk. En het taalgebruik is magnifiek. (Joris Vermeulen, Trouw)
Rabelais, de grote meester voor wie wij allen als eerbetoon onze hoed zouden moeten afnemen. (Goethe)