Florette Dijkstra
Wat gebeurt er als iemand een kunstwerk maakt?
Is het een nieuw ding of grijpt de kunstenaar terug op iets ouds? Waarom maken mensen kunst?
In zestig teksten laat Florette Dijkstra schrijvers en kunstenaars aan het woord. Dwars door tijd en ruimte vullen hun visies elkaar aan en betwisten ze elkaar. Samen bieden ze de lezer een caleidoscopische blik op het begin van kunst – waarbij dat begin niet alleen in het verleden wordt gezocht, maar op elk moment waarop een kunstenaar iets gaat maken. Vermoedens, visioenen en gedachtegangen cirkelen rond wat een beginpunt kan zijn.
Florette Dijkstra (1963) is schrijver en beeldend kunstenaar. Eerder verschenen de romans De vrouw van verf en De onvoltooide (Querido).
Enkele kritieken:
Boekhandelaar Joost Baars van Boekhandel Van Rossum tipt het als het beste boek van 2019:
"Korte, kraakheldere essays over kunstwerken, maar dan niet over hun eindpunt (dat wat een werk uiteindelijk wordt), maar over het moment dat het werk begint.
...want ieder verhaal - of het nu over Sappho gaat of over dOCUMENTA 13, over de grot van Lascaux of Fernando Pessoa, is van grote schoonheid. En, ook héél bijzonder in de Nederlandse literatuur: Dijkstra doet geen enkele moeite om indruk te maken, om de schrijver uit te hangen, er is zelfs amper een geëxpliciteerde gedachte of visie van Dijkstra zelf te bespeuren in Rumoer. Dit boek is niet van een auteur die haar mening over de kunst en de kunstgeschiedenis eventjes komt geven. Of die haar plek in de kunstkritiek wil veroveren.
Dat wil niet zeggen dat Rumoer geen visie heeft. Dat heeft het boek juist wel. Maar het is er een die opdoemt in plaats van te worden geëxpliceerd, een die Dijkstra ons niet oplegt, maar waar ze ons toe verleidt zoals ze zichzelf ertoe verleidt.
Een boek als geen ander. En het beste dat ik dit jaar gelezen heb."
en op Mister Motley.
Hieronder volgt de tekst over Sappho (pagina 11 t/m 14 uit het boek):
Zuiver lucht
Als ik jou zie, ontbreken me de woorden.
Sappho
Er bleef zo weinig over van haar werk, en elk teruggevonden woord en restje van een woord werd met zoveel liefde nagezegd en gezongen, dat Plato wel gelijk had toen hij zei: ‘Volgens sommigen zijn er negen Muzen – maar dat is heel kortzichtig, want er is ook Sappho van Lesbos, de tiende.’
Na haar dood verzamelden schrijvers van de grote bibliotheek van Alexandrië al haar gedichten en liederen, en bundelden ze in tien boeken. Negen van die boeken bevatten haar vrije werk, ingedeeld op metrum. Het tiende boek bestond uit de bruiloftsgedichten die ze in opdracht had geschreven.
Door ernstige verwaarlozing van de bibliotheek en meerdere branden gingen alle boeken in de loop der tijd verloren. Gelukkig waren er nog andere schrijvers die Sappho’s gedichten hadden gekopieerd en vervolgens ondergebracht in bibliotheken. Daar werden de gedichten vaak geraadpleegd en hardop voorgedragen. Maar toen de leiders van de christelijke kerk concludeerden dat Sappho’s werk over de vrije liefde ging, werden alle kopieën die de religieuzen konden vinden in hoge vuren verbrand.
Nog weer later ontdekten archeologen bij opgravingen in Alexandrië de overblijfselen van de oude bibliotheek. In het puin vonden ze bijna tweehonderd fragmenten van Sappho’s werk. Daarvan bevatten er twintig maar één leesbaar woord. Van zestig gedichten vond men tien woorden of minder.
Niet zo heel lang geleden haalden onderzoekers uit de omwikkeling van Egyptische mummies nog een paar onbekende fragmenten tevoorschijn. Elk woord, zelfs elk spoor van een letter, werd gekoesterd.
Sappho was bij leven nooit op tournee gegaan, de wereld in, zoals haar collega’s wel deden. Ze was altijd thuisgebleven. Daar had ze de grote avonturen van het hart beleefd. Avonturen die vaak pijnlijker afliepen dan de oorlogen die woedden, en soms de dood tot gevolg hadden.
Ze leefde in de stad Mytilene op het eiland Lesbos. De mannen van het eiland voerden oorlog, ze waren altijd weg. De vrouwen bleven thuis en wachtten op de terugkomst van de mannen.
Maar ze konden niet de hele dag naar de zee staren en daarom zochten ze elkaar op en maakten het leven vrolijk met liederen en dans. Ze hadden ook de tijd om het eiland te besturen en de schapenteelt, de landbouw en de wijnoogst te verzorgen. Op den duur verlangde niemand meer naar de terugkeer van de mannen.
Strijders van de infanterie
en oorlogsvloten:
sommigen zeggen dat zij de mooiste visioenen oproepen
maar ik zeg:
dat doet mijn geliefde.
Sappho richtte een literaire kring op en begon een school voor meisjes. Ze onderwees in muziek, poëzie en dans, die ze de noodzakelijke voorwaarden voor het leven vond.
Als ze optrad en haar liederen zong, luisterde iedereen. Soms dichtte ze over de oorlog en haar helden, maar omdat de mannen al zo lang weg waren en niemand nog iets van ze hoorde, gingen haar liederen vooral over de gebeurtenissen die op het eiland plaatsvonden. Of liever over wat er in háár gebeurde. Dat vroeg om nieuwe woorden, een nieuw metrum en nieuwe melodieën, want waarover Sappho zong daarover was nog nooit gezongen.
Als ze de schildpadlier tegen haar borst drukte en de snaren beroerde, resoneerde haar lichaam en kwam van tussen haar lippen het lied tot klinken, zomaar, vanzelf. De zang bevrijdde haar van alle wetten en geboden die in de wereld golden en nog nooit iets tot resoneren hadden gebracht.
De trilling van een snaar en een subtiel verloop van klanken waren genoeg om bij haar toehoorders gevoelens los te maken die altijd al in hen sluimerden maar nooit lucht hadden gekregen en nu zuchten losmaakten, omdat Sappho er woorden aan had gegeven.
Niemand sprak nog via omwegen, ieder zong de ander in verlangen toe. De flikkering in een oogopslag, de lichtval op een peinzend gezicht, een hapering, een stilte.
Zing, mijn heerlijke schildpadlier
kom, laat mijn woorden
je stem begeleiden.
De dichter Solon van Athene reisde naar Lesbos om de liederen door Sappho persoonlijk te horen zingen, en zei voor vertrek: ‘Ik wil ze uit mijn hoofd leren en dan sterven.’
Sappho stierf. In Athene ging het gerucht dat ze zelfmoord had gepleegd, van een klif in zee was gesprongen, vanwege een onbeantwoorde liefde. Anderen meenden dat de mannen die op een dag terugkeerden uit de oorlog hun vrouwen niet thuisvonden, maar bij haar – zingend, dansend, onherkenbaar – en dat het de mannen waren die haar van de rots hadden geduwd. Maar de vrouwen van het eiland zeiden dat Sappho, tot het uiterste gekomen van verlangen, in de leegte was gesprongen, die het ware leven is.