Atze van Wieren
In Bedevaart gaat Atze van Wieren op pelgrimstocht. Hij blijft dichtbij huis. Zijn tocht voert hem langs op terpen gebouwde kerken in het noorden en westen van Friesland en hij trekt langs de op wierden torende godshuizen van het Hoogeland in Groningen.
Een pelgrimage voert ook naar binnen. Zijn gedichten getuigen daar indringend van.
Zijn poëzie klinkt muzikaal en robuust, zonder opsmuk, hoe gevoelig het onderwerp ook is, zoals wij dat reeds uit zijn vorige bundel Grondstof kenden.
In de kerkgedichten brengen simpele details, zoals een vlinder, een witte spin, een grafschrift, in de dichter het schrijfproces op gang, waarmee hij verleden, heden en toekomst verbindt en voor zichzelf een betekenis zoekt, of op zijn minst daarop hoopt.
De achtentwintig kerkgedichten omsluiten tweeëndertig verzen, waarin de focus zich verbreedt tot niet louter godshuizen, maar waarin het thema van het leven als zoektocht naar zin en verdieping duidelijk blijft klinken.
Een bundel om te koesteren en mee te dragen op eigen bedevaart.
Van Atze van Wieren verscheen ook bij IJzer: Grondstof, Eeuwig leven, Aan alles voorbij.
Eveneens verscheen van Atze van Wieren bij IJzer zijn veelgeprezen vertaling van De elegieën van Duino van Rainer Maria Rilke en zijn gedachten over Rilkes Elegieën on de de titel Waar bleef God bij Rilke?